Nederlands Dagblad - door Aad Kamsteeg - 04 jan. 2017

fotond4-1-2018

Papoea’s willen dat de Tweede Kamer zich intensiever gaat bezighouden met de situatie in Papua. De nood is hoog en de Kamer heeft voor hen wel wat goed te maken.

Papoea’s van de Free West Papua Campaign Nederland zamelen momenteel handtekeningen in, die zij als drukmiddel willen gebruiken in de richting van de Tweede Kamer. Zij willen dat de parlementariërs zich intensiever gaan bezighouden met de situatie in Papua. Want die is ernstig genoeg. In het begin van de jaren zestig zei oppositieleider Jaap Burger van de PvdA nog dat als de Papoea’s de kans zouden krijgen met de Indonesiërs in contact te komen, zij weleens voor aansluiting bij Indonesië konden kiezen. Vandaag de dag weet iedereen beter. De zwartboeken liegen niet. De oorlog met Indonesië die Nederland via het Akkoord van New York (1962) voorkwam, trof vervolgens de Papoea’s. Maar daarmee vertel ik niet iets nieuws.

nieuw licht

Nieuw is wel het licht dat Bart Stol met zijn recente promotie werpt op de rol van de Tweede Kamer bij de overdracht van toenmalig Nederlands Nieuw-Guinea aan het Indonesië van Soekarno. Tot nu toe was de algemene overtuiging dat internationale omstandigheden en vooral druk van de Verenigde Staten Nederland dwongen het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea’s op te geven. In zijn bijna 500 pagina’s tellende dissertatie Een goede kleine koloniale mogendheid nuanceert Stol dat beeld aanzienlijk. Wanneer de parlementariërs straks het appel van de Free West Papua Campaign ontvangen en overwegen hoe daarop te reageren, is het zinvol dat ook zij kennisnemen van het uitstekend leesbare proefschrift. (De mogelijkheid wordt onderzocht om het proefschrift Een goede kleine koloniale mogendheid. Nederland, Nieuw-Guinea en de Europese tweede koloniale bezetting in Afrika en Melanesië (ca. 1930–1962) in boekvorm uit te geven.)

Nu is er al heel wat geschreven over ‘de kwestie Nieuw-Guinea’. Uniek bij Stol is echter dat hij zich niet, zoals anderen, beperkt tot de wisselwerking tussen Nederland, Indonesië en de Verenigde Staten met als achtergrond de Koude Oorlog. Hij plaatst het conflict nadrukkelijk in breder kader. Stol betrekt er de naoorlogse Europese en Australische koloniale politiek bij en de houding van de verschillende bondgenoten ten opzichte van het beleid van de toenmalige Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns. Het resultaat van zijn indrukwekkende archiefonderzoek is dat Luns er positiever en de Tweede Kamer er negatiever afkomt dan gangbaar is.

Uitgangspunt in de jaren vijftig/begin zestig was voor zowel het centrum-rechtse kabinet-De Quay als het parlement, dat wanneer ons land met een overmachtssituatie geconfronteerd zou worden, het onverantwoord zou zijn (verder) oorlog te voeren met Indonesië. Bij ‘overmacht’ dacht men aan mogelijke Indonesische militaire superioriteit in combinatie met het wegvallen van politieke en defensieve afschrikking van Soekarno door onze bondgenoten, de Amerikanen voorop.

onderbelichte facetten

In dat verband wijst Stol op twee in de literatuur over de kwestie Nieuw-Guinea zwaar onderbelichte facetten. In de eerste plaats had Luns wel degelijk recht van spreken toen hij tot laat in de crisis wees op relevante steun van Engeland, Australië, Frankrijk, Portugal, België en zelfs de regering-Kennedy.

Het tweede feit is dat het vroegtijdig afbrokkelen van steun voor het kabinetsbeleid bij Nederlandse beleids- en opiniemakers onder de bondgenoten de animo deed afnemen achter Luns en het zelfbeschikkingsrecht te blijven staan. Waarom zouden wij vechten als Nederland dat zelf niet wil?

poten wegzagen

Die conclusie is niet mis. Zelfs de Verenigde Staten waren tot meer steun bereid dan verwacht werd door kranten als NRC, Algemeen Handelsblad en Trouw, politici als De Kadt (PvdA), Bruins Slot (ARP) en Beernink (CHU), en de Hervormde Kerk, de (zaken)groep-Rijkens en niet te vergeten prins Bernhard. Door de poten weg te zagen onder de stoel van Luns – de beoordeling is van mij – werkten zij eraan mee dat iedereen sneller en verder voor de Indonesische president Soekarno door de knieën ging dan nodig was.

Stol beweert niet dat de Papoea’s uiteindelijk niet onder Indonesische overheersing zouden zijn gekomen als in Nederland blijvend één front was gevormd. Bij vooral Kennedy was de vrees voor a. een militair conflict naast dat van Vietnam en b. de toenemende invloed van de Sovjet-Unie in Jakarta zo groot, dat hij bereid was het door zijn land zo geprezen zelfbeschikkingsrecht op te geven nu het de Papoea’s betrof. Maar in het waarschijnlijk onvermijdelijke Akkoord van New York hadden wel betere voorwaarden voor de Papoea’s kunnen komen te staan.

Waarom zouden bondgenoten vechten als Nederland dat zelf niet wil?

Straks komen de Papoea’s van de Free West Papua Campaign naar het Binnenhof met hun petitie. Natuurlijk is de samenstelling van de Tweede Kamer inmiddels totaal veranderd. Maar het lijkt me dat het parlement tegenover de Papoea’s wel iets goed te maken heeft.

https://www.nd.nl/nieuws/opinie/de-tweede-kamer-heeft-iets-goed-te-maken-met-de.2895471.lynkx