Martinkus John (Verschijnt in november 2020)
Beste allemaal,
Het kostte wat moeite dit ‘premiumartikel’ (alleen voor abonnees !) te krijgen maar hier alsnog, met dank aan Henk van der Steeg.
Het artikel is min of meer een recensie n.a.v. het verschijnen van het boek

Om de menselijke waardigheid in Papua

ISBN 978-90-828978-9-0
Olst, Werkgroep Papoea Solidariteit, 71 pag. € 5,00 plus verzendkosten
Dit boekje is een verkorte vertaling van “Surat-surat Gembala” van 2018. Het bevat verklaringen, oproepen en overwegingen bij de situatie in Papua. Benoemd worden het racisme, de economische opbouw die ten goed komt aan transmigranten, het geweld van politie en leger en de schending van mensenrechten. De kerkelijke leiders geven stem aan wie het zwijgen wordt opgelegd. Toegevoegd is een document dat begin 2019 aan een delegatie van de Wereldraad van Kerken werd overhandigd. Verder een oproep aan de internationale gemeenschap naar aanleiding van de racistische aanvallen op Papua studenten in augustus 2019 en ten slotte een oproep van de kerkleiding van één van de kerken gericht aan gemeenten en voorgangers. Bestel per email bij H.J. van der Steeg, e-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of Hapin, e-mail : Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Met hartelijke groet,
Koen J. de Jager

Apartheid treft ook Papoea’s
RD – 11 sept. 2020

Nu heeft het Oecumenisch Forum van Kerken in Papoea zich met een brochure gemengd in deze discussie. In dit boekje, dat men kan zien als een kerkelijk getuigenis, worden de feiten van de voortgaande geweldsspiraal onthuld. Worden ook de namen van slachtoffers genoemd en de hoofdschuldigen van dit onderdrukkingsproces aangewezen. Maar behalve een vlammend protest is het boekje ook een wegwijzer naar een respectvolle dialoog met alle partijen die bij het conflict in Papoea betrokken zijn. Dit gebied, destijds Nieuw-Guinea geheten, bleef lange tijd geïsoleerd. Pas in 1855 waren het zendelingen die er zich vestigden en contact zochten met de bevolking. Bekende namen uit die beginperiode zijn vader en zoon Van Hasselt. Met name de zoon, F. J. F. van Hasselt, hield zich ook bezig met de beschrijving van het land, de taal en de cultuur. Pas vanaf 1906 gingen grote aantallen Papoea’s over tot het christendom. In de daaropvolgende jaren vonden ook steeds meer gebiedsverkenners en natuurvorsers hun weg naar dit gebied. Nederlandse zendelingen en missionarissen bleven betrokken bij de verkondiging van het Evangelie, onderwijs en medische zorg. Zendelingen als I. S. Kijne en F. C. Kamma gaven met hun werk in dit gebied aan de zending landelijke bekendheid. Zo was Kijne 35 jaar hoofd van de kweekschool voor onderwijzers te Miei. Met zijn muziekonderwijs vormde hij prachtige jongenskoren en voerde met hen zelfs barokmuziek uit. Hij schreef bovendien het officieuze volkslied van Papoea: ”Hai Tanahku Papua” (O, mijn land Papoea). Kamma richtte zich naast zijn zendingswerk op de bestudering van stamverhoudingen en mythen. Zijn onderzoek resulteerde in een dissertatie over heilsverwachtingen bij de bewoners van het eiland Biak en een reeks tijdschriftpublicaties. Hij werd lid van de door het Nederlands gouvernement ingestelde Nieuw-Guinea Raad, een politiek lichaam bedoeld als voorloper van een inheemse volksvertegenwoordiging. Zendingshogeschool Bij de plechtige soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië aan de republiek Indonesië in 1949 behield Nederland het gezag over NieuwGuinea. In de daaropvolgende jaren werd het zendingswerk met een nieuwe generatie zendingswerkers voortgezet. Voor de Nederlandse overheid had de ontwikkeling van Nieuw-Guinea hoge prioriteit. Het bestuur werd ter hand genomen door de plaatsing van ambtenaren en honderden onderwijzers en verpleegkundigen werden na een toerustingscursus aan de Zendingshogeschool in Oegstgeest uitgezonden. Met de overdracht van Nieuw-Guinea, eerst aan de VN en daarna aan Indonesië, werd deze Nederlandse inzet abrupt beëindigd. Maar het zendings- en missiewerk bleef doorgaan. In het Centrale Bergland vestigden zich Amerikaanse en Australische zendingsorganisaties, ook de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en de Gereformeerde Gemeenten begonnen er zendingswerk. Door de Hervormde Zending werden in samenwerking met de inmiddels zelfstandig geworden Evangelisch Christelijke Kerk de arts Wim Vriend en de verpleegkundige Trijntje Huistra uitgezonden. Naarmate de tijd voortschreed, groeide in de republiek Indonesië de belangstelling voor Papoea (een tijd lang door Indonesië ook Irian Barat en Irian Jaya genoemd). Een transmigratieprogramma werd gestart waarbij inwoners van het overbevolkte Java naar Papoea werden overgebracht. (Momenteel is het zelfs zo dat meer dan de helft van de inwoners van Papoea van buiten komt.) Voor hen werden door het leger in het woongebied van de inheemse bevolking uitgestrekte rijstvelden aangelegd. Verder kregen buitenlandse bedrijven toestemming voor de mijnbouw, vooral van koper en goud. Hiervoor legde de overheid havens en wegen aan, dwars door woongebieden van de Papoea’s, en ook door natuurgebieden. Grote stukken oerwoud werden gekapt voor de aanleg van palmolieplantages. Aan de Papoea’s werd hieromtrent niets gevraagd. Protesten tegen deze grootschalige economische projecten kwamen de Papoea’s duur te staan. Het boekje vermeldt dat van 2012 tot 2018 honderden mensen werden gemarteld en gedood, vrouwen en meisjes werden verkracht. Bij demonstraties en protestacties werden velen gearresteerd, activisten werden bedreigd en vermoord. Door de Indonesische militairen werd hard en meedogenloos tegen de bevolking opgetreden. Racistische motieven De kerkelijke leiders maakten zich tot stem van de inheemse bevolking. De Papoea’s leden onder discriminatie en geweld. Velen werden in de afgelopen jaren gedood. Velen vluchtten ook vanwege het willekeurige geweld om zich te verschuilen in de oerwouden. Vooral vrouwen en kinderen kwamen daar om door voedselgebrek en ziektes. Achter de brute behandeling van de Papoea’s blijken ook racistische motieven schuil te gaan. Het boekje maakt ervan gewag. Zo vielen een jaar geleden (augustus 2019) in Yogyakarta (Java) leden van een nationalistische actiegroep onder het roepen van ”Papoea’s zijn apen” een internaat van Papoeastudenten aan. Zo’n kreet komt voort uit het vooroordeel dat de Papoea’s dom zijn, onderontwikkeld, lui en verslaafd aan drugs en sterke drank, en dus primitief, minderwaardig. Bovendien worden ze beschouwd als terroristen. Uitzichtloos Dit alles maakt dat de situatie van de Papoea’s zowel in Papoea zelf als in heel Indonesië uitzichtloos is: „Dit land is identiek met rouw, dood en boosheid, zowel persoonlijk als collectief. Daardoor hebben we geen hoop meer, geen richting, geen perspectief”. En: „De migranten worden bevoordeeld en de inheemse Papoea’s worden gedwongen zich te assimileren. Over tien jaar zal het over zijn”. En de vraag is dan of het hun net zo zal zijn vergaan als eertijds de indianen in Noord-Amerika, de Maori’s in Nieuw-Zeeland en de Aboriginals in Australië. In dit boekje wordt de situatie van Papoea vergeleken met de strijd tegen de apartheid in Zuid-Afrika en daarbij wordt verwezen naar het bekende Kairosdocument. Dit betekent dat het boekje niet alleen bedoeld is om een luid protest te laten horen. Op basis van Bijbelse motieven wordt ook een oproep gedaan om met alle betrokken partijen te komen tot een vreedzaam overleg, onder het motto ”Papoea, land van vrede”. Tevens wordt een appel gedaan op alle kerken in de regio en de Wereldraad van Kerken om mee te werken aan het tot stand brengen van een eerlijke en vruchtbare dialoog.