Een Papoea-activist toont de 'Morning Star', de vlag die in Papua symbool is in de strijd voor meer autonomie. Het is onwaarschijnlijk dat Papoea's en andere bevolkingsgroepen die vrijheid krijgen. Vanuit nationale en economische belangen doet de Indonesische regering alles om de eenheid te bewaren. |foto EPA/Yasmin Anis
Onafhankelijkheid voor de in 1950 uitgeroepen Republiek der Zuid-Molukken (RMS). Dat is het einddoel van de Zuid-Molukse regering in ballingschap van John Wattilete.

Dezer dagen is hij ongekend in het nieuws vanwege het torpederen van het staatsbezoek van de Indonesische president Yudhoyono. Maar natuurlijk is de RMS wel zo realistisch de mogelijkheden van zelfstandigheid op korte termijn gering in te schatten.

Maar op langere termijn? Zou de Indonesische staat niet uit elkaar kunnen vallen, zoals dat eerder met de Sovjet-Unie en Joegoslavië gebeurde? Er zijn er die zoiets niet uitgesloten achten. Zij wijzen op de toenemende invloed van fundamentalistische en soms militante moslims. In reactie daarop beginnen christelijke minderheden met afscheiding te dreigen. Indonesië is voor 87 procent islamitisch en bijna tien procent christelijk. Maar omdat de bevolking niet minder dan 235 miljoen mensen telt, zijn ook minderheden nog omvangrijk.

In het oosten van het land vormen christenen de meerderheid in Papua, de Molukse eilanden en het noorden van Sulawesi. Daar en in West-Java, zuidelijk Sulawesi en Atjeh voelen zij de islamitische druk toenemen. Een opinieonderzoek van twee jaar geleden in Groot-Jakarta is typerend. 56 procent van de jongeren stond er positief tegenover invoering van op de Koran gebaseerde wetten, de sharia.

Met een uitzondering voor Atjeh was de Indonesische islam altijd gematigd, mede door hindoe- en boeddhistische invloeden. Maar geleidelijk verdwijnt de verdraagzaamheid. Het Islamitisch Verdedigingsfront en andere fundamentalistische groepen willen de samenleving en de staat het liefst islamiseren.

Tot nu toe stond de Indonesische staatsfilosofie van de pancasila zo'n ontwikkeling in de weg. Daarin wordt ,,geloof in de ene en enige God'' beleden, waaronder alle bekende religies speelruimte krijgen. Maar de pancasila is flink op de terugtocht en de invloed van radicale moslims neemt toe.

Middelpuntvliedend
Tot op zekere hoogte is Indonesië te vergelijken met Nigeria. Beide landen zijn multi-etnisch en multireligieus. Toen in overwegend islamitische noordelijke delen van Nigeria de sharia werd ingevoerd, betekende dit voor de christenen daar een nachtmerrie. Geweld laaide op, met onthoofdingen van christenen en al.

Zo erg is het in Indonesië nog lang niet. Maar in het kader van de sharia staat in het half autonome Atjeh op overspel al wel steniging en krijgen homoseksuelen zweepslagen. In 2005 werden drie christelijke meisjes onthoofd. Elders in Indonesië worden kerken in brand gestoken. Er functioneert een anti-pornografiewet die ook gebruikt wordt om de culturele wereld aan islamitische banden te leggen.

In West-Kalimantan op Borneo levert migratie van moslims vanuit Madura spanningen op met de animistische en christelijke Dajaks.

Bij het opspelen van middelpuntvliedende krachten spelen trouwens niet alleen religieuze tegenstellingen een rol. In het op Sumatra gelegen Riau eisen ontevreden burgers een groter aandeel in de olie-inkomsten. Zij dreigen met onafhankelijkheid. Riau beschikt over het grootste olieveld van heel Azië. In Papoea wordt de inheemse bevolking etnisch en cultureel gemarginaliseerd. Op de Molukken wordt op het vreedzaam hijsen van de RMS-vlag gereageerd met marteling en zware celstraffen.

Alles werkt tegen
Zal met Indonesië dan toch hetzelfde gebeuren als met de USSR en Joegoslavië? Vooralsnog is dat erg onwaarschijnlijk. De omstandigheden verschillen te veel. De Sovjet-Unie en Joegoslavië vielen uiteen vooral doordat de communistische dwang ophield te bestaan. De mogelijkheid deed er zich voor de eeuwenoude culturele eigenheid te vertalen in staatkundige onafhankelijkheid. In Indonesië echter is de centrale regering in Jakarta er alles aan gelegen de eenheid te bewaren. Afscheidingsbewegingen bedreigen de inkomsten uit de winning van mineralen, zoals die in het aan grondstoffen rijke Papua. Voorts behoort het nationalisme vanouds tot de pijlers van de Indonesische strijdkrachten.

In de derde plaats toont het harde militaire optreden in Atjeh, Papua en de Molukken aan dat afscheidingsbewegingen geen schijn van kans hebben zolang zij - zoals in het geval Oost-Timor - niet overtuigend door buitenlandse machten worden gesteund. Maar geen van de buurlanden zit op een tweede Oost-Timor te wachten en wil opgescheept worden met regionale instabiliteit en het risico van vluchtelingenstromen.

Maar daarmee is het laatste woord niet gezegd. Want juist die behoefte aan stabiliteit kan voor de regering-Yudhoyono een prikkel zijn ernst te maken met haar belofte verschillende regio's naar het voorbeeld van Atjeh vergaand zelfbestuur te geven. Zonder die autonomie zal het in diverse regio's immers onrustig blijven.

Onder president Wahid werd serieus aan een dialoog gedacht met Molukkers en Papoea's. Die plannen gingen de ijskast in. Bij Atjeh was er een tsunami nodig om Jakarta tot decentralisatie van bestuur te brengen. De actie van Wattilete en de zijnen zullen een dialoog met Yudhoyono niet dichterbij hebben gebracht. Maar op langere termijn zouden beide partijen daar toch baat bij kunnen hebben.