Dapper volk bloedig onderdrukt door Indonesië


Deze week waren ze er weer, in Jakarta. Demonstranten uit de provincie West-Papoea, smekend om de hun precies vijftig jaar geleden door Nederland beloofde

onafhankelijkheid. Het zijn de laatste bewoners van ’s werelds grootste archipel die luidkeels roepen om afscheiding van de republiek. Want zelfs in de Molukken en Atjeh zijn die stemmen verstomd.

“Prachtig volk met een triest lot”, zegt oud-marinier Jan van den Goorbergh, drager van het Nieuw-Guinea kruis. Hij diende daar 14 maanden en leerde de lokale mensen kennen als zachtaardig en zeer pro-Nederlands.
“We hebben ze in de steek gelaten”, vindt Van den Goorbergh, destijds als 19-jarige dienstplichtige uitgezonden. “Dat doet mij en vele andere Nieuw-Guinea veteranen nog steeds pijn. Mensen huilden toen we vertrokken. Ik vrees dat die onafhankelijkheid er nooit komt. De Indonesische regering is panisch dat andere separatisten zich dan ook weer gaan melden.”

Grimmig
Op 1 december 1961 hesen de Papoea’s hun Morgenstervlag en zongen het Hai Tanahku Papua volkslied. Aangemoedigd door Nederland, toen nog heerser over het laatste stukje kolonie in de Oost. Een halve eeuw later is de sfeer grimmig, angst overheerst onder de 800.000 inwoners. Wie nu de vlag ophangt, riskeert levenslange gevangenisstraf of zelfs de dood. Indonesische veiligheidstroepen onderdrukken bruut elke uiting van de wens naar onafhankelijkheid. Volgens mensenrechtenorganisaties zijn sinds het vertrek van de laatste Nederlanders uit de provincie minstens 100.000 Papoea’s door de speciale eenheden van de TNI, het leger van Indonesië vermoord.

“Het had natuurlijk heel anders moeten gaan,” stelt marinier Van den Goorbergh. “Wij hebben de Papoea’s hun eigen land beloofd, ze wilden helemaal niet bij Indonesië horen. Uiteindelijk kwam er in 1969 een door Jakarta geregisseerd referendum, waar een handjevol Soekarno-aanhangers aan mocht meedoen. De uitkomst van die ‘volksraadpleging’ stond van te voren vast. Daarna begon de lange lijdensweg.”

Dat de wreedheden doorgaan, werd vorige maand nog duidelijk. Militairen schoten tien demonstranten dood in wat zij ‘het spionnen-nest van de republiek’ noemen. Na internationale protesten verklaarde president Yudhoyono  – in 1975 betrokken bij de invasie van Oost-Timor en beschuldigd van oorlogsmisdaden – dat de daders ‘terecht worden gewezen’. Maar geen mens die dat gelooft.

Bedevaartsoord voor de Papoea’s is het graf van voormalig leider Theys Eluay in Jayapura. Eluay werd tien jaar geleden doorgeschoten. De daders  -  TNI militairen -  kregen slechts een minimale gevangenisstraf. Stephen Corry van de mensenrechtenorganisatie Survival International: “De illegale Indonesische bezetting van West Papoea is bijna ongeëvenaard in al zijn bruutheid. Schandalig dat de internationale gemeenschap de ogen sluit voor een halve eeuw meedogenloze onderdrukking en geweld.”

Onafhankelijkheid
Nederland gunde de Papoea’s in 1961hun onafhankelijkheid, al was het alleen om de dictatoriale president Soekarno een hak te zetten. Maar net als tijdens de politionele acties twaalf jaar eerder, moest onder druk van vooral de Verenigde Staten en Engeland de laatste kolonie worden opgegeven. Dat ging niet zonder horten of stoten. Al vanaf 1952 infiltreerden troepen van Soekarno op Nieuw-Guinea, in de Verenigde Naties voerde Indonesië een fel anti-Nederlandse lobby en stopte met terugbetalen van schulden aan Den Haag.
Nederland stuurde mariniers, torpedobootjagers, patrouillevliegtuigen en Hunter jachtbommenwerpers. Soekarno kreeg van de Sovjet Unie voor meer dan 400 miljoen dollar aan wapens. Vanuit Moskou leverde Chroesjtsjov niet alleen Mig-17 straaljagers, maar dirigeerde ook onderzeeboten naar het gebied om Indonesië bij te staan tegen ‘agressor Nederland’.

Ondertussen streden mariniers tegen infiltranten, die door het TNI per parachute boven de jungle werden gedropt. Bijvoorbeeld op 13 november 1960, vlakbij het Boeroe gebergte aan de zuidwestkust van Nieuw-Guinea. In totaal vlogen circa 1200 parachutisten richting Vogelkop, het Onin-schiereiland, Kaimana, Fak-Fak en Merauke. Meestal wisten de Nederlanders, met steun van de lokale bevolking, de Indonesische militairen onschadelijk te maken.

Marinier Jan van den Goorbergh: “In 1962 werden alle gevechtshandelingen gestaakt, op 1 oktober volgde de soevereiniteitsoverdracht. Officieel aan de VN, in de praktijk kreeg Soekarno de macht. Die dag werd het rood-wit-blauw in Hollandia gestreken, op de kop af 366 jaar, drie maanden en 3 dagen nadat de VOC de eerste Nederlandse vlag op Indonesische bodem had geplant.”