UTRECHT - Als ik binnenloop bij Prins, het buurtrestaurantje, zitten Raymond en zijn vriend Gerard al aan tafel op mij te wachten. Ik heb een afspraak met de 'regenwoudtrotter', zoals Raymond zichzelf in zijn kennismakingsmail noemde. Hij wil de expeditie 'Jungle Pimpernel' gaan opzetten in de Indonesische provincie Papua, en de tocht door de jungle nalopen die mijn vader in 1944 met zijn lijfgarde vanaf de Wisselmeren maakte op de vlucht voor de Jappen die hem achterna zaten.
Een voettocht van 95 dagen die eindigde aan het Hagersmeer waar mijn
vader, zijn radioman Rudi Gout en zijn groep uiteindelijk door twee
Catalina's (watervliegtuigen) werden ontzet en naar het veilige
Australië werden overgebracht. Het huidige Papua heette toen Nederlands
Nieuw-Guinea. Jungle Pimpernel is de bijnaam die de schrijver Anthony
van Kampen aan mijn vader gaf. Het is ook de naam van het boek waarin
hij de periode beschreef dat mijn vader als jonge bestuursambtenaar aan
de Wisselmeren werkte gedurende WO II. Raymond was als kleine jongen
gebiologeerd door het boek Jungle Pimpernel dat bij zijn opa en oma in
de kast stond. Nu zit hij aan tafel tegenover de dochter van Jungle
Pimpernel. Zijn ogen schitteren.
Ik vind het ontroerend. Pas in
1995 gaat Raymond het boek daadwerkelijk zelf lezen. Via internet zoekt
hij naar sporen in Papua. Een hele prestatie: het WorldWideWeb en de
zoekmachines staan nog in de kinderschoenen. Hij stuit op een paar
Belgische biologen die bij de Wisselmeren onderzoek doen naar insecten.
Deze wetenschappers willen Raymond graag helpen de expeditie voor te
bereiden.
Een van de Belgen laat weten dat hij gesproken heeft
met een stamoudste van de Moni, de Papoea's die hoog in het Centrale
Bergland bij de Wisselmeren wonen. Deze man, dan 86 jaar oud, blijkt
mijn vader nog gekend te hebben. De Moni-man vertelt dat mijn vader op
zijn vlucht voor de Jappen een 'schat' heeft begraven die tot de dag van
vandaag nooit is teruggevonden. Raymond wil in de voetsporen van mijn
vader die schat gaan zoeken.
Ik moet lachen. De 'schat' zal
vermoedelijk uit kauri-schelpen bestaan, destijds het betaalmiddel in
het binnenland van Nieuw-Guinea. Nu betalen de Papoea's met Indonesische
rupiahs. Een schat? Schattig.