ARNHEM – Woedend hakten Papoeamilitairen de vlaggenmast in stukken: beter geen mast dan een mast waarlangs de Indonesische vlag zou worden gehesen. De machtsoverdracht in Nieuw-Guinea –maandag een halve eeuw geleden– betekende het einde van hun hoop op een zelfstandig volksbestaan.

Op het Arnhemse Landgoed Bronbeek werd maandagmiddag een monument onthuld ter ere van de Papoeastrijders die in de jaren 1942-1962 de Nederlandse militairen in Nederlands-Nieuw-Guinea ondersteunden.

De Papoea’s voelden zich in de steek gelaten, vooral door de VN, die Nederland onder druk hadden gezet om toe te geven. De Nederlandse militairen vertrokken met een schuldig gevoel. Dat gevoel hebben ze nog steeds, weet Ben Kaisiëpo, zoon van een vroegere Papoealeider. De veteranen verdienen echter waardering, zegt hij: „De Papoea’s zijn trots dat ze van u discipline hebben geleerd. Ik wil u danken. God zij met u.”

De veteranen luisteren in de bomvolle Kumpulan, het restaurant bij Bronbeek. Grijze hoofden in het halfduister. Ze zingen mee als Kaisiëpo het Wilhelmus aanheft in het Maleis en liederen uit zijn vaderland ten gehore brengt. Alle aandacht is gericht op de Papoea met zijn hoge verentooi. Een deel van zijn toespraak houdt hij in zijn eigen taal, „want dit wordt uitgezonden in Papoea.” Het eiland waar een halve eeuw na de overname door Indonesië het verlangen naar vrijheid nog springlevend is.

Een deel van zijn spreektijd staat Kaisiëpo af aan de hoogbejaarde sergeant-majoor P. P. de Kock, die al in 1942 betrokken was bij het verzet tegen de Japanners. Hij herinnert aan het eerste Papoeabataljon, opgericht in januari 1945. „Na de Japanse capitulatie werd het helaas in datzelfde jaar al ontbonden.”

Generaal Oostendorp –inspecteur der veteranen– en Nieuw-Guineaveteraan J. Bergsma onthullen het monument, dat vooral herinnert aan het Papoea Vrijwilligers Korps (PVK), dat Nederland hielp in 1961 en 1962. „De Papoea’s wisten de weg, konden zich geluidloos verplaatsen en wisten hoe je in de jungle moest overleven”, zegt kolonel G. H. J. Noordanus, commandant van Bronbeek. Voor de Nederlanders waren ze van onschatbare waarde tijdens de jacht op Indonesiërs die het eiland illegaal binnendrongen.

Het PVK bestond uit gemotiveerde soldaten met een gedreven kader, zegt kapitein-luitenant-ter-zee T. H. F. van Rees. Hij was een van de vijf pelotonscommandanten, en alle vijf waren ze gisteren aanwezig. „Als mariniers respecteerden we de Papoeasoldaten, en zij respecteerden ons.”

Het PVK had de basis moeten worden van de eigen defensie­macht van het zelfstandige Nieuw-Guinea, zegt C. van Bruggen, auteur van een boek over het Papoeakorps. „De Papoea’s waren individueel heel sterk, maar het opereren in groeps­verband moest worden geoefend. Zij konden de Indonesische infiltranten gemakkelijk vinden: aan een geknakt blaadje kon een Papoea al zien in welke richting hij moest lopen.”

Op 18 augustus 1962 om 9.31 uur ging het staakt-het-vuren ?in en op 1 oktober werd Nieuw-Guinea overgedragen aan een tijdelijk bewind van de VN. ?Van Bruggen toont foto’s die de situatie weergeven: opgeluchte Nederlandse militairen, ontspannen in het gras, met naast zich de bedrukte gezichten van hun Papoea­collega’s.

Een monument voor deze trouwe strijders was een lang­gekoesterde wens van de Nieuw-Guineaveteranen. Ze genieten zichtbaar van het tromgeroffel en het melancholieke gezang van een groepje Papoea’s dat hen begeleidt naar de onthulling. Van Rees had het al gezegd: „Voor ons als Nederlandse militairen was het een hard gelag deze mensen achter te moeten laten. De gêne daarover is er nog steeds.”