25 juni 2014 door Sterre van Hasselt
[www.freepressunlimited.org]

In de Indonesische provincie West-Papoea zijn journalisten tot op de dag van vandaag ongewenst. Wat is het verhaal achter deze zo ogenschijnlijk mooie plek in de Indische oceaan? Met financiële steun van het Postcode Loterij Fonds voor journalisten ging undercover journaliste Sterre van Hasselt op zoek naar de verborgen verhalen van de lokale bewoners op het eiland Biak.

Het leven van een undercover journalist valt niet tegen. Voor me een turquoise zee en wiebelende prauwen met houten vleugels in rood wit blauw. Rechts palmbomen en een pier waar 24/7 mensen zitten te vissen. Kinderen spelen er een spel volgens de getijden; is het laag water dan vissen ze met een touwtje of zoeken ze zeeslakken op het drooggevallen strand, is het hoog water dan springen ze onafgebroken van de opgestapelde stenen bij het haventje.

De tijd vertraagt, het eilandgevoel neemt het over.

Na een reis van bijna twee dagen ben ik op Biak terecht gekomen, een eiland zo groot als Gelderland en Overijssel samen. Hier in de Indonesische provincie West-Papoea zijn journalisten niet welkom. De Indonesische regering wil geen nieuws uit Papoea waar al decennialang sprake is van mensenrechtenschendingen. De – o.a. door de Nederlandse koloniale macht – beloofde onafhankelijkheid kwam niet en er is een smeulend verzet van het OPM, Organisasi Papua Merdeka (vrijheid). De Papoea’s kunnen niks beginnen tegen het Indonesische leger, dat ook wapens uit Nederland krijgt.

In Biak herken je Papoea’s aan hun rode tanden en kroeshaar. Ze kauwen de hele dag betel en overal liggen rode fluimen. De Indonesische regering lokt mensen van het overvolle Java met premies naar Papoea; bevolkingspolitiek wordt ingezet om de Papoea’s te elimineren, te vergelijken met de Chinezen in Tibet. Die nieuwe bewoners kijken neer op de Papoea’s en zo zijn de Papoea’s tweederangs burgers geworden in hun eigen land. Een land dat rijk zou moeten zijn omdat het zo veel kostbare grondstoffen heeft.

Nog thuis hoorde ik van de Biak Berdarah, de massamoord op Biak, waarbij meer dan honderd mensen omkwamen. Nadat in het voorjaar van 1998 president Soeharto door het volk was verjaagd, hesen Papoea’s op Biak op 2 juli vol hoop de Morgenster, de Papoea vlag. Bij de watertoren tegenover de haven hielden ze een vreedzaam protest met gebed en psalmen. Vier dagen duurde het voor leger en politie hardhandig ingrepen. Een grote groep mensen werd op twee oorlogsschepen gedreven die in de haven voor anker lagen. Niet veel later spoelden er lijken – soms verminkt of met de handen vastgebonden – aan op de witte stranden van Biak. De Indonesiërs zeiden dat het slachtoffers waren van een tsunami op het naburige PNG (het ooit Australische deel van Papoea).

Hoe ik met mensen in contact ben gekomen die hun verhalen over de massamoord na zestien jaar met mij durven te delen, kan ik niet zeggen. Met mij praten is levensgevaarlijk voor hen. Tineke R. uit mijn reportage verhuist elke paar weken en wil het land uit. Op de laatste dag werd onze gids gebeld terwijl we lokale vruchtjes, lansan, kochten op de markt. Een onbekend nummer. Normaliter zou hij dat niet opnemen, zei hij, maar hij dacht dat het de man was die we die middag nog over het bloedbad zouden interviewen. Een stem stelde vragen: ‘Wat doe je daar, met wie ben je daar, wat is hun connectie met Papoea, wie ontmoeten ze?’

Zo is het leven op het Papoea-eiland Biak; de paradijselijke schijn bedriegt.